Joost Pothuis
Senior adviseur
Bouwregelgeving en bouwrecht
		Hieronder een overzicht van de betreffende wijzigingen.
In het Bouwbesluit wordt in artikel 1.12 expliciet duidelijkheid gegeven over de (al bestaande) aanschrijfmogelijkheid voor bevoegd gezag om op grond van artikel 13 van de Woningwet hogere eisen te kunnen stellen in samenloop met de verbouweisen uit het Bouwbesluit.
In een nieuw artikel 2.69a worden specifieke eisen voor de brandklasse van kabels en pijpisolatie opgenomen in het Bouwbesluit. Tabel 2.66 wordt hiervoor aangevuld. De eisen gelden wanneer de kabels / pijpisolatie grenzen aan de binnen- of buitenlucht. Als deze zijn weggewerkt in een andere constructie (bijv. wand of plafond), gelden de eisen niet.
Het kon in bepaalde situaties voorkomen dat een parkeergarage < 1.000 m² (onder bijvoorbeeld een woongebouw) niet in een brandcompartiment hoefde te liggen. Aangezien dat niet de bedoeling is, wordt dit ‘gerepareerd’ in het Bouwbesluit. Een parkeergarage moet altijd in een brandcompartiment liggen.
Bij nieuwbouw moeten alle brandwerende woningtoegangsdeuren in een inwendige scheidingsconstructie zelfsluitend worden uitgevoerd. Voorheen gold dit alleen voor woningtoegangsdeuren in portieksituaties, het voorschrift gaat nu ook gelden voor woningtoegangsdeuren die grenzen aan bijvoorbeeld een corridor.
In de praktijk worden vaak rookmeldergestuurde vrijloopdrangers toegepast, die bij gebruik in normale omstandigheden geen belemmering vormen en alleen bij brand geactiveerd worden. Het Bouwbesluit schrijft het type dranger echter niet voor.
Aandachtspunt zelfsluitende woningtoegangsdeurenTot nu toe werden er bij doodlopende einden in woongebouwen, dus situaties waarbij langs een andere woningtoegangsdeur moet worden gevlucht, zoals in onderstaande afbeelding schematisch aangegeven, vaak zelfsluitende woningtoegangsdeuren toegepast als gelijkwaardige oplossing. Omdat elke woningtoegangsdeur nu zelfsluitend moet zijn, is deze oplossing niet meer ‘gelijkwaardig’. Je voldoet daarmee immers rechtstreeks aan het voorschrift. Het zal in de praktijk lastig zijn om in een dergelijke situatie toch een gelijkwaardige oplossing te onderbouwen. In onze optiek zal in zo’n situatie een ASET / RSET onderzoek (vergelijking tussen de beschikbare vluchttijd en de vereiste vluchttijd) uitgevoerd moeten worden, om te beoordelen of de situatie bij een doodlopend einde minimaal even veilig is als de referentiesituatie conform Bouwbesluit. De verwachting is echter dat dit niet in elke situatie goed gaat. Dit zal projectspecifiek beoordeeld moeten worden. Wij kunnen u daarbij adviseren.  | 
Rondom bouw- en sloopplaatsen moet een veiligheidsafstand wordt vrijgehouden. Deze afstand moet worden bepaald volgens paragraaf 6.2 van de Richtlijn Bouw- en sloopveiligheid (opgesteld door de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland, zie https://www.bwtinfo.nl/dossiers/richtlijn-bouw-en-sloopveiligheid). Dit voorschrift gaat ook onder de gelijkwaardigheidsbepaling in artikel 1.3 vallen (deze bepaling gold eerst alleen voor de voorschriften in hoofdstuk 2 t/m 7 van het Bouwbesluit).
In een veiligheidsplan moeten voortaan ook de contactgegevens van degene die het treffen van veiligheidsmaatregelen voor de omgeving van een bouw- of sloopplaats coördineert worden opgenomen.
Bij het aanbrengen van gespoten PUR-schuim in de kruipruimte van woningen worden eisen gesteld aan de aan- of beter gezegd afwezigheid van personen in de woning en aan de ventilatie van de kruipruimte tijdens en na het aanbrengen.
De wijzigingen, evenals de uitgebreidere toelichting, zijn te vinden in Staatsblad 2020-189.
In hetzelfde Staatsblad zijn ook nieuwe geluidseisen voor buiten opgestelde installaties voor warmte- of koudeopwekking (zoals warmtepompen of airco’s) opgenomen. Deze voorschriften treden echter niet op 1 juli 2020 in werking, maar op een later te bepalen tijdstip. Deze eisen worden naar verwachting tegelijk met de BENG-eisen op 1 januari 2021 ingevoerd.
Senior adviseur
Bouwregelgeving en bouwrecht