Vanaf 1 januari 2021 verandert het stelsel voor het bepalen van de energieprestatie van gebouwen. Zowel de indicatoren als de bepalingsmethode voor de nieuwbouw en bestaande bouw worden vernieuwd. Daarnaast worden er kwalificaties gesteld aan de personen en bedrijven die de energieprestatie berekenen.
De volgende wijzigingen worden per 1 januari 2021 doorgevoerd
- Indicatoren in nieuwbouw en bestaande bouw
- Wijziging in rekenmethodiek
- Energieprestatie bij vergunningsaanvraag en oplevering
- Aantonen kwaliteit/opstellen gebouwdossier
- Certificering en kwalificaties adviseur
In dit artikel beschrijven Theo Haytink en André Kruithof de belangrijkste wijzigingen.
1. Indicatoren in nieuwbouw en bestaande bouw
Nieuwbouw
Voor gebruiksfuncties waarvoor nu een EPC-eis geldt, gaan vanaf 1 januari 2021 de BENG-eisen gelden. De definitieve grenswaarden van de BENG-indicatoren zijn de door Rijksoverheid gepubliceerd. In tabel 1 leest u de waarden voor de woningbouw aan. De energieprestatie van de nieuwbouw wordt uitgedrukt in de volgende indicatoren:
- BENG 1: De energiebehoefte van het gebouw in kWh per m² gebruiksoppervlak per jaar.
- BENG 2: Het primair (fossiele) energiegebruik in kWh per m² gebruiksoppervlak per jaar.
- BENG 3: Het aandeel hernieuwbare energie in procenten.
- TOjuli op woning/appartementniveau: < 1,0 (indien geen actieve koeling aanwezig), een alternatief hiervoor vormt het opstellen van een dynamische simulatieberekening met een grenswaarde GTO (gewogen temperatuur overschrijding) van maximaal 450 uur.
1) Grondgebonden woningen en woongebouwen met een lichte bouwconstructie krijgen een toeslag van 5 kWh/m2.jr voor BENG-1
De eis aan TOjuli is een eis die niet vanuit energetisch oogpunt geïntroduceerd is maar is bedoeld om het risico op oververhitting in de zomer te beperken.
Bestaande bouw
Het energielabel voor professionele verhuurders wordt momenteel gebaseerd op de Energie-Index. De Energie-Index vervalt volgend jaar als indicator en wordt vervangen door de indicator voor het ‘primair (fossiele) energiegebruik’, die in NTA 8800 formeel als ‘EwePTot’ wordt aangeduid. Dat is de zelfde indicator als waaraan voor de nieuwbouw de BENG-2 grenswaarde wordt gesteld. Daarmee krijgen nieuwbouw en bestaande bouw dus dezelfde indicator, die in basis ook op dezelfde wijze wordt berekend.
Doordat het energielabel niet meer op basis van de Energie-Index wordt bepaald (gebaseerd op NEN 7120 en het zogenaamde ‘Nader Voorschrift’) maar op basis van de uitkomst van het primair fossiel energiegebruik volgens NTA 8800, gaan er verschuivingen optreden tussen de energielabels bepaald volgens de huidige systematiek en de nieuwe systematiek. Op basis van de inijkingsstudies blijkt dat 53% van de woningen hetzelfde labelletter behoudt, 38% verschuift naar één labelklasse beter of slechter. In totaal wijkt dus 91% van de woningen hooguit één labelklasse af. Bij utiliteitsgebouwen behoudt 55% hetzelfde labelletter, 11% verschuift naar één labelklasse beter en 13% verschuift naar één labelklasse slechter. In totaal wijkt voor de utiliteitsbouw dus 79% hooguit één labelklasse af. De verschuivingen hebben verschillende oorzaken, waaronder de actualisatie van de primaire energiefactor (PEF) voor elektriciteit en de toegenomen invloed van de geometrie van het gebouw op de uitkomst, doordat deze nu per m2 wordt uitgedrukt.
Naar verwachting komt de energiebehoefte en het aandeel hernieuwbare energie ter informatie op het energielabel te staan.
Vereenvoudigd energielabel particulieren vervalt
Daarnaast vervalt het vereenvoudigde energielabel (VEL). Het VEL wordt nu veel gebruikt bij de verkoop van particuliere woningen. Het vereenvoudigd energielabel wordt bepaald op basis van circa 10 kenmerken van de woning en op afstand gecontroleerd door een erkend deskundige. Dit betekent dat ook voor particuliere woningen in de toekomst een woningopname moet plaatsvinden en alle relevante aspecten in een energieprestatieberekening meewegen op de einduitkomst.
Warmtevraag ten behoeve van energieprestatievergoeding – EPV
De energieprestatievergoeding vormt een mogelijkheid voor een woningcorporatie om een deel van de investering van een Nul-Op-de-Meter woningen te financieren. De bewoner betaalt naast de huur een maandelijks bedrag als energieprestatievergoeding (EPV) aan de corporatie voor het gebruik van de NOM-woning. De hoogte van de vergoeding die de corporatie mag vragen is afhankelijk van de warmtevraag en de energiedrager. De warmtevraag wordt vanaf 1 januari 2021 bepaald op basis van NTA 8800. Dit heeft als consequentie dat de grenswaarden voor de bepaling van de netto warmtevraag wijzigt. De wijziging van de grenswaardes is beleidsneutraal: de grenswaardes moeten worden bijgesteld als gevolg van de gewijzigde bepalingsmethodes. Het benodigde maatregelenpakket wijzigt, gemiddeld gezien, niet als gevolg van deze nieuwe indeling van grenswaardes.
Bron: https://www.internetconsultatie.nl/besluit_ivm_nieuwe_bepalingsmethodiek_energieprestatie_gebouwen
Verschil warmtevraag / BENG-1
Bij de netto warmtevraag, zoals die bijvoorbeeld in het kader van de EPV wordt gebruikt, wordt uitsluitend gekeken naar de energiebehoefte voor verwarming. De netto warmtevraag verschilt op twee belangrijke punten van de energiebehoefte zoals die met de BENG-1-indicator wordt bepaald:
- Bij de bepaling van de energiebehoefte (BENG 1) wordt de energiebehoefte van zowel de warmte- als de koudebehoefte meegenomen. Bij de bepaling van de netto warmtevraag wordt geen rekening gehouden met de koudebehoefte;
- Bij de bepaling van de energiebehoefte (BENG 1) wordt gerekend met een vastgesteld ventilatiesysteem C1. Ventilatiesysteem C1 houdt in dat er sprake is van natuurlijke toevoer via standaard (niet zelfregelende) roosters en een (ongestuurde) mechanische afzuiging van de ventilatielucht. Bij de bepaling van de warmtevraag wordt het werkelijk toegepaste ventilatiesysteem meegenomen.
2. Wijziging in rekenmethodiek
De BRL 9500 vormt de beoordelingsrichtlijn ten aanzien van energieprestatieadvisering en stelt eisen aan het product, het proces en de personen die de energieprestatieberekeningen opstellen. De huidige versie van de BRL 9500 wordt voorzien van een update. In onderstaand schema is het onderlinge verband tussen de BRL (versie die vanaf 2021 wordt gebruikt) en de nieuwe bepalingsmethode NTA 8800 schematisch weergegeven.
Het vaststellen van de Energie-Index (bestaande bouw) is momenteel al een gecertificeerd product dat valt onder de BRL 9500. Per 1 januari 2021 vallen ook de berekeningen die in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning gemaakt worden onder de BRL 9500. Momenteel geldt voor een aanvraag nog een EPC-berekening, die niet onder BRL 9500 valt. Dit heeft het volgende tot gevolg per 1 januari 2021 (BENG berekeningen):
- Ook voor de nieuwbouw worden eisen aan adviseurs gesteld die de berekeningen in het kader van de aanvraag van de omgevingsvergunning: de adviseurs moeten een diploma halen.
- De berekeningen die bij de aanvraag van de omgevingsvergunning worden ingediend vallen onder certificaat. Dat betekent onder andere dat een steekproef van die berekeningen worden gecontroleerd via interne- en externe audits.
- In de BRL 9500 zijn opnameprotocollen voorgeschreven die gevolgd moeten worden bij het opstellen van de energieprestatieberekeningen. In de opnameprotocollen is omschreven op welke wijze invoerparameters bepaald moeten worden die gebruikt worden als input in de berekeningen. Momenteel is zo’n opnameprotocol voor nieuwbouw niet uitgewerkt. Nu ook nieuwbouw onder certificaat gebracht wordt, is er dus een opnameprotocol uitgewerkt dat gebruikt moet worden.
Gevolgen voor lopende projecten en al afgemelde Energielabels
Het nieuwe stelsel geldt alleen voor nieuw berekeningen omdat bijvoorbeeld het huidige energielabel verloopt of energetische verbeteringen zijn uitgevoerd. Alle reeds afgemelde Energielabels en bijbehorende Energie-Index blijven geldig tot tien jaar na opnamedatum. Alles opnieuw bezoeken, berekenen en afmelden is daarom in veel gevallen niet direct nodig.
Lopende (subsidie) trajecten zoals STEP en RVV-verduurzaming hebben een koppeling met de huidige Energie-Index methodiek. Voor die trajecten blijft de huidige methodiek (Nader Voorschrift) in de lucht. Voor alle andere projecten geldt dat na 1 januari 2021 de nieuwe methodiek (volgens NTA 8800 met bijbehorende opnameprotocollen) gebruikt moet worden. Zeker voor renovatietrajecten is dat dus een aandachtspunt, maar ook voor nieuwbouwprojecten die na 1 januari 2021 worden opgeleverd. Voor die nieuwbouwprojecten moet de energieprestatie voor het Energielabel dus worden vastgesteld volgens het vernieuwde opnameprotocol met bijbehorende dossiervorming. Bij oplevering moet de energieprestatie voor het Energielabel worden vastgesteld wat in feite dus neerkomt op het invoeren van de gegevens uit de EPC-berekening in de vernieuwde Energielabel-software volgens NTA 8800. Die verplichting komt voort uit de labelplicht bij mutatie van eigenaar of gebruiker van een gebouw, wat het geval is bij oplevering van bouwer naar gebouweigenaar.
Warmteweerstand
In de NTA 8800 is de berekening van de warmteweerstand in lijn gebracht met de Europese normen. Om te zorgen dat de isolatiedikte in de praktijk per saldo ongeveer gelijk blijven, wijzigen de minimale Rc-waardes op het moment dat de NTA 8800 van kracht wordt naar:
- Rc vloer: minimaal 3,7 m2K/W
- Rc gevel: minimaal 4,7 m2K/W
- Rc dak: minimaal 6,3 m2K/W
Momenteel moet de Rc-waarde berekend worden volgens NEN 1068, straks is dat de NTA 8800. De bepalingsmethode voor de warmteweerstand (Rc-waarde) wijzigt dus. Belangrijkste verschil is dat de correctiefactor voor de bouwkwaliteit vervalt. Met de nieuwe rekenmethodiek (in NTA 8800) komen de rekenresultaten van de Rc-waardes een fractie hoger uit dan nu het geval is (volgens NEN 1068). Om in de nieuwe situatie aanpassingen in de constructieopbouw te voorkomen zijn naast de rekenmethode dus ook de eisen aangepast.
Besluit Bouwwerken Leefomgeving en Wet Kwaliteitsborging
Naast de wijziging in het stelsel van energieprestatie staan nog twee andere ingrijpende stelselherzieningen op stapel. De eerste is de introductie van de Omgevingswet, het nieuwe kader voor de bouwregelgeving. Deze stond ook gepland voor 1 januari 2021, maar is uitgesteld naar een nog onbekende nieuwe datum. De bouwsector krijgt vanaf de invoering hiervan te maken met het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL) in plaats van het Bouwbesluit. Hoewel de overgang grotendeels beleidsneutraal zal verlopen, vraagt het toch de nodige aanpassing.
Wellicht een nog grotere impact heeft de invoering van de eerste fase van de Wet Kwaliteitsborging (WKB), met een ander proces rondom vergunning en oplevering, de introductie van een onafhankelijke kwaliteitsborger en veranderingen rondom aansprakelijkheid. De introductie van deze wet is gekoppeld aan de Omgevingswet is dus ook tot nadere orde uitgesteld. In de volgende punten bekijken we de gevolgen m.b.t. de energieprestatie.
3. Energieprestatie bij vergunningsaanvraag en oplevering
Een wijziging ten opzichte van de huidige situatie is dat in de nieuwbouw niet alleen bij aanvraag omgevingsvergunning een berekening van de energieprestatie moet worden overlegd maar ook bij oplevering. Bij de inwerkingtreding van de Wet Kwaliteitsborging bij gevolgklasse 1 vindt de formele toetsing echter bij oplevering plaats in plaats van aanvraag omgevingsvergunning. Bij oplevering moet de energieprestatie op adresniveau worden opgesteld en afgemeld. Die verplichting komt voort uit de labelplicht bij mutatie van eigenaar of gebruiker van een gebouw. Voor een woning of woongebouw heeft dat als gevolg dat de energieprestatie op meerdere niveaus in het bouwproces wordt berekend.:
- Aanvraag omgevingsvergunning:
- Voor het woongebouw als geheel wordt getoetst aan BENG 1 t/m BENG 3.
- Op appartementniveau wordt getoetst aan de eis ten aanzien van TOjuli.
- Opstellen en afmelden van gebouwdossier op woongebouw en appartementniveau.
- Oplevering
- Op appartementniveau/adresniveau wordt een berekening opgesteld om het energielabel vast te kunnen stellen. De uitkomst van de BENG-indicatoren kunnen per woning(type) en positie verschillen. Er wordt dan niet meer getoetst aan de BENG-indicatoren op woongebouw niveau.
- Tijdens de realisatie moet een dossier worden opgebouwd met onderbouwing van de kwaliteit.
Het grote voordeel ten opzichte van de huidige situatie is dat de berekening van de energieprestatie van nieuwbouw en bestaande bouw gebeurt volgens dezelfde methodiek (NTA 8800). Voor de bestaande bouw wordt dan ook hetzelfde opnameprotocol (ISSO 75.1 / 82.1) gebruikt als voor de nieuwbouw. In de opnameprotocollen worden twee niveaus van opname benoemd:
- Basisopname
- Detailopname
Tussen beide methoden zijn op hoofdlijnen de volgende verschillen te onderscheiden.
De detailmethode is verplicht in de volgende gevallen:
- berekening ten behoeve van vergunningsaanvraag;
- berekening bij oplevering nieuwbouw gebouw;
- berekening ten behoeve van renovatie met eisen aan energieprestatie;
- berekening ten behoeve van renovatie in het kader van de EPV regeling;
- berekening ten behoeve van renovatie naar BENG niveau;
- berekening van een gebouw dat eerder met de detailmethode afgemeld is.
4. Aantonen kwaliteit / opstellen gebouwdossier
Gebouwdossier
Voor elke woning wordt bij oplevering een gebouwdossier opgesteld. In het gebouwdossier wordt vastgelegd of de berekende maatregelen en prestaties in de praktijk daadwerkelijk zijn gerealiseerd. In het gebouwdossier worden per adres verschillende zaken vastgelegd, zoals een onderbouwing van de thermische kwaliteit (Rc-/U-waardes), resultaten van de luchtdichtheidsmeting (percentage van projectomvang), inregelrapporten installaties, etc..
Voorbeeld onderdeel gebouwdossier
In het gebouwdossier moet bijvoorbeeld de thermische kwaliteit van de gevel worden onderbouwd en opgenomen worden in het gebouwdossier. Hiervoor geldt dat de volgende foto’s aangeleverd moeten worden: een overzichtsfoto, een foto van het type en merk isolatie, dikte isolatie, aansluiting op kozijn, aansluiting op vloer, aansluiting dak en vier foto’s hoe isolatie op elkaar aansluit.
5. Certificering en kwalificaties adviseur
Momenteel mag de EPC-berekening in het kader van de aanvraag van de omgevingsvergunning nog door iedereen worden opgesteld. Bij de BENG-berekeningen wordt dat anders: de berekening die bij de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt ingediend valt onder certificaat (BRL 9500). NB: bij de Wet Kwaliteitsborging vindt de toetsing plaats bij oplevering.
Dat heeft als gevolg dat het bedrijf dat de BENG-berekening opstelt onder certificaat moet werken. Momenteel geldt dat ook al voor het opstellen van Energie-Index berekeningen voor de bestaande bouw.
In de BRL 9500 wordt de (nieuwe) ISSO 82.1 voor woningbouw en de (nieuwe) ISSO 75.1 voor utiliteitsbouw aangestuurd. Daarin is het opnameprotocol beschreven dat gevolgd moet worden bij het opstellen van energieprestatie-berekeningen.
Diplomering
Adviseurs die gecertificeerde energieprestatie berekeningen maken moeten voortaan gediplomeerd zijn. Hiervoor moeten examens worden afgenomen. Dat is onderdeel van het certificeringstraject. Berekeningen die in het kader van de aanvraag van de omgevingsvergunning worden gemaakt vallen dus voortaan onder certificaat. Dat betekent dat er jaarlijks steekproefsgewijs een controle van de projecten plaatsvindt door middel van een interne of externe audit.
Slot
De wijzingen in de bepaling van de energieprestatie vormen een ingrijpend pakket, wat op verschillende manieren een grote impact kan hebben op alle bij de bouw-, vastgoed- en installatiesector betrokken partijen en bedrijven. Voor de verschillende partijen zijn dat bijvoorbeeld:
- Voor ontwikkelaars: de nieuwe BENG-eisen;
- Voor bouwers: de verplichte onderbouwing (dossiervorming) tijdens realisatie;
- Voor installateurs: de inregeling van installaties (controleaspect in de opnameprotocollen);
- Voor adviseurs: de verplichte diplomering en certificering.
Heeft u vragen na het lezen van dit artikel over de TO-juli?
Neemt u dan met Theo Haytink contact op.
Dit artikel is ook gepubliceerd op Bouwwereld.nl op 4 mei 2020